Vaccins en geneesmiddelen zijn onmisbaar in de strijd tegen het virus
Op 27 februari 2020 testte de eerste Nederlander positief op het coronavirus. Nog geen twee weken later werd COVID-19 officieel als pandemie bestempeld. In deze periode werken universiteiten, ziekenhuizen, overheden en geneesmiddelenbedrijven wereldwijd samen aan onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe vaccins, diagnoses en behandelingen voor COVID-19. Twee jaar later zijn op grote schaal meerdere vaccins en geneesmiddelen beschikbaar die voldoen aan de strenge Europese eisen van veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit. Dat is te danken aan de inzet van velen.
Wat normaliter 12 jaar kost, lukte nu binnen 11 maanden. Een knappe prestatie die het resultaat is van uiterste inspanningen en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschap en industrie. Kwaliteit, effectiviteit en veiligheid staan daarbij steeds voorop, ook in tijden van een pandemie.
Vanwege de ernst en omvang van de situatie hebben geneesmiddelenbedrijven, ziekenhuizen, wetenschappers, autoriteiten en overheden al het mogelijke gedaan om zo snel mogelijk een goed vaccin te ontwikkelen. Door ander werk tijdelijk stil te zetten konden coronavaccins voorrang krijgen.
Zo kregen coronavaccins bij het Europees Medicijn Agentschap (EMA) de hoogste prioriteit. Het EMA keek niet pas na, maar tijdens de onderzoekfasen mee naar (tussentijdse) resultaten – zogenoemde rolling reviews. Dat heeft gezorgd voor een flinke versnelling.
Een vaccin maken is een langdurig en ingewikkeld proces met veel controles, dat plaatsvindt in speciaal ingerichte productiefaciliteiten. Normaal gesproken duurt het inrichten hiervan zo’n drie tot vier jaar, inclusief tijd die vergunningen kosten. Nu is dat veel sneller gegaan, mede omdat fabrikanten al startten met productie vóór er goedkeuring was. Dit had het risico dat alle productie vernietigd zou moeten worden indien er geen goedkeuring zou volgen.
Om tegemoet te komen aan de wereldwijde vraag naar vaccins, schalen vaccinontwikkelaars hun productie maximaal op. Ook gaan zij samenwerkingen aan met andere geneesmiddelenbedrijven, waaronder ook concurrenten, en productiepartners. In februari 2022 waren er over de hele wereld 173 fabrieken, verdeeld over 47 landen, betrokken bij de productie van vaccins.
Er zijn nog steeds veel vaccins in ontwikkeling. Nieuwe vaccins, waaronder aangepaste, vaccins zijn misschien nodig tegen nieuwe varianten van het virus. Daarnaast worden er vaccins ontwikkeld die makkelijker zijn in gebruik. Denk aan andere bewaartemperaturen en toedieningsvormen, zoals via een pleister of neusspray. In een vaccin zitten stukjes bacteriën of virussen, of verzwakte vormen daarvan. Als deze in het lichaam komen, worden ze herkend door ons immuunsysteem. Dat systeem maakt stoffen aan om de vaccins onschadelijk te maken.
Als na een tijdje het lichaam met deze virussen of bacteriën geconfronteerd wordt, komt het afweersysteem in actie. Een vaccin kan op verschillende manieren zorgen voor
immuniteit. RNA en DNA vaccins gebruiken een stukje van het genetisch materiaal van het COVID-19 virus. Na injectie wordt dit materiaal gebruikt om een viraal eiwit te maken, waar het immuunsysteem op reageert. Andere vaccins bestaan uit een viraal eiwit (eiwitsubeenheid vacicins) of uit geïnactiveerd virus.
Het onderzoek naar een middel tegen COVID-19 is op te delen in drie categorieën van farmaceutische producten.
Categorie I – geneesmiddelen die een reactie van het lichaam bij een besmetting kunnen beïnvloeden. Dit zijn bijvoorbeeld middelen die ontstekingsremmend werken of het immuunsysteem versterken.
Categorie II – geneesmiddelen die zich richten zich op het uitschakelen of neutraliseren van het virus, doorbijvoorbeeld de vermenigvuldiging van een virus te verstoren. De zogenaamde antivirale middelen.
Categorie III – vaccins zijn preventief doordat het vaccin een immuunrespons opwekt, waardoor er immuniteit tegen COVID-19 ontstaat. Deze immuunrespons zorgt er voor dat het lichaam bestand is tegen latere infectie.
Mensen kunnen ziek worden of zelfs overlijden aan COVID-19. Vaccins kunnen mensen beschermen tegen een aantal van deze ziekteverwekkers. Dat doen vaccins door de eigen afweer van mensen tegen die ziekte te versterken.
Als het lichaam een tijdje na de vaccinatie met deze virussen of bacteriën geconfronteerd wordt, komt het afweersysteem in actie. Daardoor wordt de kans op ziek worden kleiner. De kans om als gevaccineerde opgenomen te worden in het ziekenhuis als gevolg van ziekte door een besmetting neemt daardoor af.
Dankzij vaccins is het aantal sterfgevallen door besmettelijke ziektes sterk afgenomen. Ziektes zoals kinkhoest, tetanus en polio zijn daardoor in Nederland vrijwel helemaal uitgeroeid. Om dat zo te houden, is het belangrijk om zoveel mogelijk mensen te vaccineren.
Google+
Uw naam
Uw e-mail adres
Naam ontvanger
E-mail adres ontvanger
Uw bericht