‘Het vergrootglas werd steeds groter, en het debat werd grimmiger. Dat is het eerste wat mij te binnen schiet, als ik terugkijk op de afgelopen zeven jaar. Op verzoek van minister Schippers presenteerde KWF in 2015 een rapport over dure geneesmiddelen tegen kanker. Daar was ik bij, samen met nog een paar mensen van de sector. We zaten achter in de zaal, maar kregen ineens scherpe vragen over prijzen van onze medicijnen, ook van journalisten. ’s Avonds zagen we onszelf terug op tv. Eerlijk gezegd, overviel dit ons behoorlijk. We waren het nog niet gewend. Anderzijds is het natuurlijk goed om, als je jezelf als sector zó in het hart van de samenleving beweegt, daar ook verantwoording over af te leggen aan diezelfde samenleving. In gesprek te gaan. Die dialoog is inmiddels volop bezig, en dat is goed. Ik weet nog dat ik destijds in de camera zei: Als wij deel zijn van het probleem, moeten we ook deel zijn van de oplossing. Zo denk ik er nog steeds over.’
Drs. Paul Korte is Director External Relations voor de Janssen Campus Nederland in Leiden.
Hij was van 2016 tot en met 2018 voorzitter van de VIG. Hij heeft farmacie gestudeerd in Utrecht.
‘Disruptief denken hangt in de lucht’
‘Die discussie over kosten heeft de afgelopen zeven jaar gedomineerd. Je zag de ene na de andere maatregel van de overheid om medicijnkosten te beteugelen. De sluis bijvoorbeeld, een instrument om te kunnen onderhandelen over de prijzen van nieuwe geneesmiddelen, waarbij de patiënt in de tussentijd in de wachtkamer zit. En het hoofdlijnenakkoord voor medisch-specialistische zorg, dat een plafond introduceerde voor ziekenhuisuitgaven, terwijl er net een overheveling was geweest van geneesmiddelen naar het ziekenhuisbudget. Bij dat akkoord werden geneesmiddelenbedrijven niet betrokken.
Dat maakte goede budgetbeheersing lastiger voor de ziekenhuizen, zeker ook omdat er meer krachtige, maar ook kostbare nieuwe geneesmiddelen kwamen. Bijvoorbeeld voor kanker en zeldzame ziekten. Die leveren veel gezondheidswinst op, maar hebben ook een behoorlijk impact op het budget. Innovatie heeft een prijs. Misschien heeft de overheid deze situatie aanvankelijk onderschat.’
‘In Nederland wordt het debat over de prijzen van geneesmiddelen feller gevoerd dan in de ons omringende landen. Dat heeft misschien iets te maken met onze volksaard. We zijn mondig en willen overal over polderen, vooral over zaken die boven het maaiveld uitkomen.
In de afgelopen jaren heeft de Nederlandse geneesmiddelensector nadrukkelijk een hand uitgestoken naar de overheid en de samenleving, om in gesprek te gaan. De VIG vraagt het nieuwe kabinet nu om te praten over een Medicijnpact, met afspraken over investeringen, kwaliteit, gebruik en bekostiging van geneesmiddelen, voor de komende jaren. De uitkomsten van een behandeling moeten daarbij nadrukkelijk meetellen. Als zo’n pact tot stand komt, zijn we als samenleving echt een enorme stap verder.’
‘In mijn beleving is de maatschappelijke waardering voor de waarde van geneesmiddelenbedrijven gegroeid, de afgelopen zeven jaar. Dat proces was al een aantal jaren bezig, ook omdat we ons verhaal beter op orde kregen. Als sector hebben we in allerlei publicaties en interviews steeds meer duidelijk gemaakt wat onze medicijnen opleveren. Denk bijvoorbeeld aan de veel betere overlevingskans bij kanker, maar ook aan besparing van andere zorgkosten en verhoging van arbeidsproductiviteit. Dat verhaal zijn we steeds zelfbewuster en authentieker gaan uitdragen.
Er kwam dus meer oog voor de opbrengsten. Dat proces is natuurlijk enorm versneld toen COVID-19 ons allen zo hard trof.
Ineens hóefde je niet meer uit te leggen hoe vitaal onze sector is voor de samenleving.
Met die leerervaringen nog vers in het geheugen, maar ook door de komst van een nieuw kabinet bevinden we ons nu op een kantelpunt. In de publicatie ‘Boston aan de Noordzee’ benadrukken we hoe belangrijk het is voor onze gezondheid, weerbaarheid en welvaart om zowel privaat als publiek te investeren in de Nederlandse geneesmiddelensector. Dat kost ons niet alleen iets, het levert ook heel veel op. Die boodschap resoneert goed, ook in de politiek, merken we. Disruptief denken hangt in de lucht. Dat maakt de tijd rijp voor een Medicijnpact, om samen de toekomst vorm te geven.’
‘Het is essentieel dat we in de komende jaren nog meer in overleg gaan. Ons meer verbinden met publieke organisaties en met de overheid, en de brug slaan tussen de ministeries van VWS en EZK. Waar zit Nederland nu het meest om te springen? Die vraag stellen we nog te weinig. Het is belangrijk dat we als sector meer missie-gestuurd innoveren, beter aansluiten bij de vragen vanuit de samenleving, zowel over de zorg als over onze economie. Andersom signaleer ik ook dat de overheid meer oog heeft voor de behoeften van de sector en hoe dat verbonden is met de behoeften van patiënten.
Aan het begin van het eerste coronajaar is de vergunningsprocedure voor klinisch onderzoek naar gentherapieën en vaccins in Nederland bijvoorbeeld flink verkort, van 120 naar maximaal 56 dagen. Onlangs zijn ook in de Tweede Kamer enkele moties aangenomen om moleculaire diagnostiek, onder meer van belang voor kankerpatiënten, een impuls te geven. Dat zijn mooie, hoopgevende ontwikkelingen.
Een andere trend die steeds belangrijker wordt, heeft te maken met Europa. Je ziet nu al, zeker ook bij COVID-19, dat overheden nadrukkelijker kiezen voor een Europese regie. Neem bijvoorbeeld de centrale inkoop van coronavaccins.
Europa is er ook op gebrand om meer op eigen benen te staan als het gaat om geneesmiddelinnovatie en -productie. Zo ontstaat er een klimaat, ook via Europese wet- en regelgeving, om breed te investeren in gezondheid en bedrijvigheid. Dat vraagt om meer publieke-private samenwerking, waarop wij als sector actief inspelen.’
‘Ik vind dat we als sector ook kritisch naar onszelf moeten kijken. Wat kunnen we nog meer doen, om de zorg beter en betaalbaarder te krijgen? Dan gaat het bijvoorbeeld om het systematisch meten van uitkomsten van onze medicijnen, en daar vergoedingsmodellen op afstemmen. Op dat vlak is nog veel werk te verzetten. Niet alleen door artsen, ziekenhuizen en verzekeraars, maar ook door ons als sector. Al met al is dit een enerverende maar ook kansrijke tijd, ik heb echt het idee dat 2021 een omslagpunt is. Hoewel zeker nog niet alle problemen zijn opgelost, zie ik dat de sector en de overheid elkaar beter weten te vinden. Er is meer onderling vertrouwen. Laten we de kansen pakken die nu voor het grijpen liggen. En na COVID-19 vooral niet terugkeren naar het oude normaal!’
Google+
Uw naam
Uw e-mail adres
Naam ontvanger
E-mail adres ontvanger
Uw bericht